donderdag 5 januari 2012

Psychiatrisch stigma is tweede ziekte

Psychiatrisch stigma is tweede ziekte

Psychiatrisch stigma is tweede ziekte

Psychiatrisch stigma is tweede ziekte

Dementeren, depressief of verslaafd raken en daarom negatief en wantrouwend worden benaderd, het is als een tweede ziekte. Het verschijnsel ‘psychiatrisch stigma’, en hoe daar als patiënt en familie mee om te gaan, is onderzocht door Job van ’t Veer, die op woensdag 20 december aan de Universiteit Twente promoveert. “De samenleving staat nog steeds intoleranter tegenover personen met psychische problemen dan tegenover lichamelijk zieken”.

afbeelding hoofd van de voorkant van het  proefschrift

In hun – tegenstrijdige – verklaring voor het psychiatrisch stigma wijzen publiek en patiënten vooral naar elkaar, stelt gedragswetenschapper Van ’t Veer. Bij de buitenwacht hebben psychiatrische patiënten iets te verantwoorden voor hun afwijkende gedrag en psychische beperkingen en staan zij al gauw te boek als ‘agressief’ en ‘onbetrouwbaar’. De patiënten zelf vinden dat hun stigmatisering vooral ligt aan de onwetendheid en vooringenomenheid bij het publiek.

Beeldvorming bij het publiek

Als mensen denken aan ‘de psychiatrische patiënt’, denken ze al snel aan de meer extreme gevallen. Het gevaar van het stigma zit voor een belangrijk deel in het gebruiken van zo’n globaal ‘etiket’. Bij meer specifieke ziektebeelden, zoals depressie, dementie en ook schizofrenie, blijkt het publiek een genuanceerder en minder negatief beeld te hebben. Alleen het ziektebeeld ‘verslaving’ roept duidelijk negatieve stereotiepen op, zoals agressie en het veroorzaken van overlast.

Wanneer het publiek psychiatrische stoornissen toeschrijft aan ‘externe’ factoren (oorzaken buiten de controle en schuld van de patiënt om, zoals genetische aanleg) is men minder geneigd sociale afstand te bewaren dan wanneer de stoornissen worden toegeschreven aan ‘interne’ factoren (zoals drugsgebruik). Kennelijk is het publiek minder tolerant wanneer men denkt dat het ontstaan van de psychiatrische problemen ‘verwijtbaar’ is.

Vriendschappen en relaties

In de beleving van patiënten is het psychiatrische stigma een groot probleem. Zij zien vooral belemmeringen bij het aangaan van vriendschappen en relaties en het vinden van een baan. Stigma verhoogt in hun ogen dus de kans op sociale uitsluiting.

Behalve dat patiënten de kans op stigmatiserende reacties hoog inschatten, is ook de emotionele impact hiervan meestal groot, stelt Van ’t Veer. Slechts een kleine minderheid meent het psychiatrische stigma zichzelf te mogen aanrekenen en heeft zijn ‘lagere status’, met een zekere emotionele onverschilligheid, ‘geaccepteerd’.

Vermaatschappelijking

De vermaatschappelijking die de geestelijke gezondheidszorg in de afgelopen decennia heeft willen doorvoeren, lijkt nog niet te hebben opgeleverd wat men ervan hoopte. Zowel voor de sociale integratie van de patiënten als voor de destigmatisering onder het publiek blijft het echter een geldige strategie. Maar vermaatschappelijking zet zich pas door als er geïnvesteerd wordt in daadwerkelijk contact tussen de cliënt en zijn directe omgeving. Van ’t Veers onderzoek laat zien dat persoonlijke ervaringen bij het publiek bijdragen aan een minder negatieve houding ten opzichte van psychiatrische patiënten.

Noot voor de pers:

Het proefschrift van dr. J.T.B. van ’t Veer is getiteld: The social construction of psychiatric stigma. De promotie is aan de faculteit Gedragswetenschappen, met als promotoren prof. dr. H.F. Kraan en prof. dr. E.R. Seydel en als assistent-promotor dr. C.H.C. Drossaert.

Contactpersoon Bureau Communicatie Universiteit Twente, drs. Berend Meijering, 053-489 4385, b.meijering@utwente.nl.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten